Warande Informatief: Het gezin Van Paemel - Valentijn Dhaenens/SKaGeN

Met ‘Het gezin Van Paemel’ levert Valentijn Dhaenens van collectief SKaGeN een museaal stuk af. Hij speelt Buysse zoals diens toneeltekst was: naturalistisch en in dialect. Sporttoneel is het, want hij neemt alle rollen voor zijn rekening, waarvan vier live. Het leverde hem de theaterprijs van de Acteursgilde op. ‘Het is theatraler dan theater’, zegt Dhaenens, ondanks zijn geprojecteerde alter ego’s.  

"‘Het gezin Van Paemel’ schetst de tragische ondergang van een katholieke boer in het Vlaanderen van eind 19de eeuw. Hij kan de pacht niet meer betalen. Cyriel Buysse schreef een aanklacht met zijn populairste theaterstuk", begint Valentijn Dhaenens.

Toen de theatermaker tien jaar geleden op tournee was met zijn ‘DeGroteMond’ kreeg hij tijdens de nabesprekingen de vraag wie de Belgische equivalenten van Shakespeare en Molière zijn. 

"Ik ben dan beginnen nadenken over wie onze canon uitmaakt. Kwam daar nog bovenop: de oproep van NV-A om trotser te zijn op onze culturele verworvenheden en de reuring rond de Vlaamse canon."

Dhaenens kwam uit bij Cyriel Buysse. Onze Vlaamse Zola, zoals hij wel eens wordt getypeerd volgens Tom Lanoye. De acteur kan zich overigens prima vinden in de typering van Buysses stuk die Lanoye geeft in zijn laatste roman De draaischijf :  "een tranerig en toch bizar aangrijpend epos vol honger, onrecht en koppige zelfonderdrukking. Het is gesitueerd in een boerenfamilie waarvan geen enkel lid een nagel bezit om zijn kont te krabben."

Dhaenens: "En Buysse was bepaald niet van boerenkomaf, zijn ouders behoorden tot de hogere Gentse burgerij. Hij is zelfs eventjes in Amerika geweest om de chicoreifabriek van de familie te redden, maar dat mislukte. Ongelofelijk knap hoe hij dat boerengezin neerzet!"

Dhaenens wil met deze Buysse twee dingen: "Ik hoop dat mensen het stuk als emotioneel ervaren en zich tegelijkertijd ongemakkelijk voelen omdat ze naar een soort verheerlijking van een van onze Vlaamse schrijvers zitten te kijken. Om dan tot de ontdekking te komen dat er weinig romantisch was aan hoe onze voorvaderen moesten leven."

"Wij hebben weinig omgang met ons verleden. Minder dan in andere landen", vindt Dhaenens en dat betreurt hij: "Wij weren dat af. Wie leest vandaag nog Cyriel Buysse?"

Dhaenens en vervolgens alle leden van SKaGeN, om te beginnen. Hij zag ‘Het gezin Van Paemel’ ooit in een regie van Dirk Tanghe bij NTG(ent) en dat liet een grote indruk na: "Ik was er toen wellicht te jong voor, maar die enorme dramatiek van het stuk is me altijd bijgebleven. En dat beeld van vader Van Paemel die, houtjes hakkend, zijn verdriet verbijt, is altijd blijven hangen."

Er was ook een persoonlijke reden waarom hij voor ‘Het gezin’ wilde gaan: "Ik beken. Ik heb een voorliefde voor dit stuk omdat ik het dialect van mijn grootouders, dat nu niet meer wordt gesproken, herken. Het geeft me het gevoel: hier kom ik vandaan. Neen, mijn grootouders waren geen boeren. Mijn grootmoeder is verpleegster geweest tijdens de oorlog. Van haar heb ik de liefde voor verhalen. Ze was een ongelofelijk goed vertelster."

Acht jaar liep Valentijn Dhaenens rond met het plan ‘Het gezin Van Paemel’ op te voeren. Niet iedereen bij SKaGeN was even enthousiast over een Buysse - "te ouderwets, te naturalistisch en (te) dure productie", kreeg hij te horen en er was subsidie voor nodig. ‘Het gezin’ kwam op de wachtlijst bij andere titels van het huis te staan. Toen Dhaenens’ collega’s van het collectief op een gegeven moment het stuk gingen lezen bleek iedereen wél enthousiast: "over de dramatiek, de herkenbare clash tussen generaties. Vanaf de economische vlucht van twee zonen van het gezin Van Paemel naar Amerika viel een parallel te trekken naar de vluchtelingen van vandaag."

Er werden plannen gesmeed met andere gezelschappen, liefst dertien acteurs zouden het podium bevolken. De boekingen van culturele centra liepen vlotjes binnen en toen ‘meldden zich de eerste tekenen van een pandemie. Dertien mensen op een podium, was dat wel veilig? De cultuurcentra haakten een voor een af.’, reconstrueert Dhaenens.

Alle rollen

Op een doorwaakte nacht bedacht de acteur-theatermaker de oplossing: hij zou alle rollen voor eigen rekening nemen: een aantal zou hij van tevoren spelen en laten filmen. Met zijn opgenomen alter ego’s zou hij live in discussie gaan. Met projectieschermen en greenkey-opnames had hij ervaring opgedaan in zijn succesvolle productie ‘DeKleineOorlog’ (2013).

Valentijn Dhaenens: "Ik wist dat ik nog een level hoger kon. Uit de foutjes van toen heb ik geleerd. Ik heb hier eerst alle rollen stuk voor stuk auditief opgenomen. Dat werd de master waarmee ik aan de slag ging. Daar werd de timing vastgelegd en ik ben er niet meer van afgeweken. Denk aan een soort luisterspel à la ‘’t Koekoeksnest’ (hoogst populair hoorspel, van 1990 tot 1997 uitgezonden op radio 2, mc). Zo wist ik al vroeg dat de voorstelling precies 1:32 minuten zou duren."

Vervolgens was hij een maand zoet met het spelen van de rollen voor de camera. ‘Ik deed twee personages per dag, met de stemmen van de anderen in mijn oortje. Dat waren lange takes. Als ik ook maar een foutje maakte moesten de volle twintig minuten over. En zo werd langzamerhand de puzzel gelegd.’

Tijdens de opvoering moet Dhaenens tekst en spel van de vier live personages tot op de seconde timen: de oudste, revolutionaire, zoon Edward; de barones, op het ogenblik dat ze de pachthuur komt verhogen en de jongste dochter Romanie opeist als dienstmeid; de pastoor op het moment dat de jongste zoon Desiré op sterven ligt, en vader Van Paemel. 

"Het timen blijft spannend, maar uiteindelijk valt het wel mee. Je kent het tempo van je eigen stem. Het is uiteraard de bedoeling dat de laatste woorden van mijn live tekst vallen voor de opgenomen tekst start. Als dat een keer niet lukt, ben ik zwaar teleurgesteld."

Het spannendst noemt hij het switchen van een personage naar het volgende: "Ik storm letterlijk de kleren en het schoeisel uit, de volgende kledingstukken in en schmink me in een handomdraai tussen twee bedrijven door. Sporttoneel", lacht hij. Drie kwartier is hij van tevoren bezig met het in de goede volgorde leggen en instapklaar schikken van de kleren van de vier personages. 

Dialect

De verschillende stemmen bij zijn personages groeiden organisch, vertelt de acteur die van bij het begin wist dat hij voor dialect zou gaan, "omdat het superbelangrijk is. Haal het weg en je verliest de helft van het stuk. Buysse haalde zijn dialect in Nevele bij Deinze. Ik zit dichter bij Gent, richting Moorslede. Ik baseer het op het dialect van mijn inmiddels overleden grootmoeder, wier ‘Aiejajejaiaaai… toch’ ik nog steeds hoor. Het dialect dat ik in ‘Het gezin van Paemel’ spreek hoor je niet meer. Het Gents is meer gekuist inmiddels."

"Taal vertelt iets over het verleden. Bepaalde woorden klonken vroeger harder of net minder hard dan tegenwoordig. In de tijd van Buysse en ook nog in die van mijn oma betekende ‘sloeber’ echt ‘krapuul’. Tegenwoordig heeft een sloeber meer van een ‘deugniet’. ‘Wijf’ daarentegen was veel meer een neutraal equivalent van ‘vrouw’ dan vandaag. Om maar iets te noemen."

Haalde hij bij zijn oma ook inspiratie voor de vertolkingen? Hij wil best de wortels van twee personages verklappen. "Mijn grootmoeder inspireerde me inderdaad voor de rol van moeder Van Paemel. Ze leek er overigens op: mijn oma was even plichtsbewust en nederig als de moeder in het toneelstuk. Haar ‘Aiejajejaiaaai… toch’ heb ik het stuk van Buysse in gesmokkeld" (grinnikt).

"Voor de figuur van de pastoor stond pater Van Reeth, die ik op internaat heb gekend. Hij was een jezuïet die kwetste en strafte waar hij maar kon. En toch kreeg die pater respect. Hij had zo’n beetje voorovergebogen houding en stond in de gang altijd met strenge blik te veren op zijn voeten, van de toppen naar de hakken van zijn schoenen, weet je wel? Als hij ooit eens een klein lachje om de lippen had waren wij in alle staten: pater Van Reeth had gelachen!"

Museaal 

Een museaal stuk noemt Dhaenens de voorstelling: "Ik ben als een archeoloog te werk gegaan. De kleren zijn historisch correct tot de kraagjes van de hemden toe: afgerond voor de boeren, recht voor de bourgeoisheren. Nooit eerder ben ik zo diep gegaan daarvoor in research. De kleren kloppen zelfs beter dan wat de acteurs droegen bij de eerste opvoering van het stuk in 1903 door de Multatuli-kring in Gent."

Waarom was dat precisiewerk zo belangrijk voor hem? "Het moest zijn zoals het geweest was. Archeologie. Een museumstuk. Denk aan muziekensemble Collegium Vocale dat bij de uitvoeringen van barokcomposities de voorkeur geeft aan spelen op de instrumenten van destijds – ook al klinken die soms een beetje vals. Aan een geactualiseerde versie van dit stuk zou ik nooit meedoen."

Dhaenens wil met ‘Het gezin Van Paemel’ de parallellen met vandaag tonen, maar ook het Vlaanderen van honderd jaar geleden laten zien. "Dat is waar we vandaan komen. In 1900 was tachtig procent van de Belgische bevolking boer. De arme boeren lagen onder de plak van de pachtheer en van het katholicisme."

"Het is niet vader Van Paemel, maar twee van zijn kinderen die in opstand komen, die de revolutie preken in een tijd dat het socialisme  ontvonkte en de arbeider opkwam voor zijn rechten."

"Theaterbezoekers, meestal gegoede mensen, leren hier hun eigen voorvaderen kennen. Wat triggert, hoop ik. En tot nadenken zet over hun eigen leven. Tijdens de Wereldexpo van ‘58 in Brussel werden zwarte mensen opgevoerd. Om te bekijken. Als een soort exotisme. Als ik goed ben geïnformeerd liep er zelfs vee rond. Ik wil de boer op het podium zetten."

Heeft Dhaenens, in het woke vandaag, zinnen geschrapt? ‘Ik heb niets geschrapt. Het feit dat ik dit stuk speel is mijn commentaar. Iedereen zal in staat zijn “Het gezin van Paemel” te lezen. Ik hoor het wel wanneer mensen gechoqueerd zijn.’

‘In deze tijden van supersnelle communicatie met apps en mails waag ik het zelfs om een brief van acht kantjes, waarin nogal wat herhaling zit ook, voor te lezen in mijn rol van pastoor: een brief van Edouard uit Amerika. Er gingen in die tijd maanden overheen voor die de bestemmeling in België bereikte. Veel mensen waren ongeletterd. Iemand moest die dan komen voorlezen. Trek voor de antwoordbrief – alweer: iemand moest die voor de familie schrijven – ook nog wat extra tijd uit, plus: versturen. Kun je nagaan hoeveel tijd er over een ‘gesprek’ ging. Superbelangrijk vind ik het om dat te laten zien aan de snel schakelende jeugd.’

Meer film

Voelde Dhaenens de verleiding om meer met de filmbeelden te doen? ‘Niet meteen’, zegt Dhaenens. ‘De voorstelling is overigens allesbehalve filmisch. Ze is zelfs theatraler dan theater. De filmbeelden zijn statisch. Er is geen camerabeweging. Ik kon die mensen natuurlijk niet van links naar rechts laten lopen, dan zouden ze door elkaars lichamen gaan (grinnikt). Ze staan bijna als een standbeeld op hun positie en declameren. Dat is het omgekeerde van film. Er is geen decor, niks landschap. De gefilmde personages, een handige manier om mezelf te doubleren, zijn letterlijk even groot als ik op het podium.’

‘”Het gezin” is niet geschikt voor film’, weet hij, al zag hij uiteraard de bekende verfilming door regisseur Paul Cammermans met Senne Rouffaer in de rol van boer Van Paemel. ‘Die met de slechtste keuze ooit: kiezen voor Algemeen Nederlands in plaats van dialect. Ik heb de prent overigens bewust niet meer herbekeken om niet te worden beïnvloed.’

‘Wat niet goed is voor film, maar wat het stuk bijzonder maakt op de planken: alle personages zijn statisch en maken geen of nauwelijks evolutie door in de loop van het stuk. Alle personages zeggen in hun eerste regels waar zij voor staan en dat blijft ook zo. Als scenario kan dat moeilijk geslaagd worden genoemd. Dramaturgisch komt dat zo perfect overeen met hoe die mensen zijn: ze zitten vast aan hun grond, ze worden gedomineerd door de kerk en uitgeperst door de adel. ‘‘Het gezin van Paemel’ stikt van de stilstand en toch hoop ik dat het toucheert.’

Boerentheater

‘De boer is de speelbal van zowat alle problemen van deze tijd: er is de concurrentie van een globaliserende markt, de strijd om eerlijke prijzen, de overregulering om aan ecologische uitdagingen te voldoen en de politieke druk om te innoveren’, schreef De Standaard dit voorjaar bij de opgemerkte trend “boerentheater”. Speelde dat ook voor Dhaenens? ‘Neen. Maar het lijkt wel of bepaalde thema’s of auteurs soms gewoon in de lucht hangen. Merk je een golf Eugene O’Neill en dan tien jaar niks. Plots staan er drie Tsjechovs tegelijk op de affiche. Zoals nu ook met “Het gezin van Paemel”, “Boerenpsalm”, “Boeren” en “Zwins”. De trend ‘boerentheater’ was lang geleden (lacht). Ik herinner me dat regisseur Johan Simons zich in zijn periode bij ZT Hollandia (2001-2005) toelegde op een paar boerenstukken en ik denk ook aan…. Theu Boermans.’

Dhaenens productie ging – echt waar – in première… op een boerderij.

‘Niet op zo’n fabriek met duizend dieren, maar op een bescheidener boerenbedrijf met een hart voor de dieren, zoals je die nog vindt in de Vlaamse Ardennen’, haast hij zich. ‘Er zaten vooral landbouwers in de voorstelling en dat was bijzonder. Na de voorstelling vertelde de vrouw des huizes me dat ze nog steeds pachtte van een barones die in de negentig was en geregeld afzakte naar de boerderij. In tegenstelling tot de barones van Buysse is zij altijd heel redelijk gebleven met de huurprijs.’

‘De jonge mensen met migratie-achtergrond zijn de gezinnen van Paemel van nu’, ziet Dhaenens. ‘Ze hebben nog een hele weg af te leggen en dat zonder financiële reserves. Wat is er nieuw? Enkel de katholieke macht van destijds is minder herkenbaar. Bedrijfsmensen als Elon Musk zijn de nieuwe pausen.’

‘Als ik die jongens van Deliveroo zie fietsen om eten aan huis te gaan leveren moet ik aan Buysse denken. Aanvankelijk dacht ik: goed, studenten, ze verdienen een centje bij, maar ik zie meer en meer mannen van zestig bestellingen rondfietsen. Die fietsbodes hebben geen sociale bescherming. Ze worden uitgebuit, bouwen geen pensioen op. Alleen de (super)rijken worden weer rijker. “Het gezin van Paemel” is een wake-up-call.’ 

Credits

SPEL EN CONCEPT: Valentijn Dhaenens
TEKST: Cyriel Buysse
TECHNIEK, FILMOPNAME & MONTAGE: Jeroen Wuyts
TECHNISCHE ASSISTENTIE EN BRUITAGE: Nils Janssens
MUZIEK: Sara Salvérius
KOSTUUM: Barbara De Laere, Charlotte Goethals & Charlotte Willems
GRIME: Anaïs Wagner
REGIE-ASSISTENTIE: Tineke De Meyer
PRODUCTIE: SKaGeN & De Studio
ZAKELIJKE LEIDING & COÖRDINATIE: Korneel Hamers
MET DE STEUN VAN: De Vlaamse Gemeenschap, PerPodium, Tax Shelter & De Studio

naar de voorstelling