Warande Informatief: Walden - Jonas Vermeulen / Het Laatste Bedrijf

Met zijn solovoorstelling ‘Walden’ maakt Jonas Vermeulen geen theaterbewerking van de gelijknamige (eco)klassieker van Henry David Thoreau, maar het boek was wel een leidraad voor de acteur-maker, die het witte doek veroverde als Frank Verstraeten in ‘Zillion’. De naamloze verteller verkast hier van tussen buren naar tussen bomen. Vermeulen trakteert zijn publiek op een muzikale tirade.

“Ik ben er in mijn binnenste van overtuigd dat het meeste wat mijn buren goed noemen slecht is, en als ik ergens spijt van heb, is dat waarschijnlijk mijn goede gedrag. Van wat voor duivel was ik bezeten dat ik me zo goed gedroeg?” Deze passage lichtte Jonas Vermeulen uit het boek dat al een poosje bij hem in de bovenste lade lag. ‘Omdat het rijmt met mijn tekst waar iemand zo ver zit dat hij zijn gal begint te spuwen’. Het citaat uit Thoreau’s ‘Walden’ komt niet voor in het verhaal van de Vlaamse maker-speler. Behalve de titel leende hij geen woorden van de Amerikaanse auteur. Na samenwerkingen met regisseurs en anderen voor het grote doek bij ‘Zillion’, met Olympique Dramatique voor ‘Risjaar Drei’ kriebelde het bij Jonas Vermeulen om zelf en in zijn eentje wat te maken. Jonas Vermeulen: ‘Ik ben al langer van plan wat te schrijven over iemand die meer met de natuurlijke dan de menselijke wereld is beginnen voelen. In mijn onderzoek botste ik al snel op ‘Walden’. Qua thematiek en ingrediënten vond ik aansluiting bij het bekende boek van de 19de eeuwse Amerikaanse schrijver. “Walden” van Thoreau gaat over iemand die vindt dat hij in zijn maatschappij, we schrijven 1854, veel te veel wordt afgeleid door onbenulligheden en beslommeringen om in wezen een kapitalistisch systeem draaiende te houden. Hij wil tenminste “even” het echte leven ervaren hebben en trekt de bossen in.’ ‘Zijn “Walden” is een verslag van de twee jaar die de schrijver zelfvoorzienend doorbracht aan het meer Walden Pond in Concord, Massachusetts. Enerzijds beschrijft hij hoe hij leeft, zichzelf in leven houdt, zijn houten huis bouwt en inricht, hoe hij aan eten komt. Anderzijds reflecteert hij op de maatschappij die hij achter zich heeft gelaten. Hij spaart die niet. Die combinatie van met een soort van wrangheid kijken naar de menselijke wereld én de “zen” ervaren van het leven in de natuur vond ik heel boeiend en spannend. Dit boek uit de 19de eeuw is nog steeds superactueel: bekijk het spanningsveld waarin wij ons vandaag bevinden met de klimaatcrisis. De rol die we als mensheid spelen op deze planeet is een beetje uit zijn voegen gebarsten. Al langer dan vandaag, natuurlijk, maar de consequenties beginnen we steeds duidelijker te voelen. Mijn vragen zijn: hoe verhoud je je daartoe? Hoe kun je gaan hervormen? Die conflicten houden me bezig.’

 

Zou je het zelf kunnen: zo één leven met de natuur als Thoreau deed?

Enerzijds zie ik het romantische beeld van een soort eenwording met de natuur. Anderzijds weet ik: in de praktijk zou dat soort leven bikkelhard zijn en concreet betekenen dat je moet vechten om te overleven. 2 Ik ben nog veel te graag creatief bezig met muziek maken, schrijven en optreden om voor een Waldenperiode te kiezen. Ik bedoel: ik heb een minimum aan basiscomfort nodig. Tijdens het schrijven heb ik graag elektriciteit voor mijn computer en ik zoek onderweg graag dingen op (internet). Maar: er is in mijn leven wel een omgeving die op die van Thoreau lijkt.

Vertel.

Het gaat om een plek uit mijn jeugd, maar ze is er nog steeds en onveranderd! Er staat een bungalow, zonder elektriciteit of stromend water, te midden van een bos, in Meerhout in de Kempen. Het zomerhuis is nog steeds in familiebezit. Je waant je er weg van de bewoonde wereld. Mijn vader, diens broer en zussen brachten er hun schoolvakanties door. Ik ken de plek vooral van de latere familiefeestjes. Inmiddels kunnen we er naartoe wanneer we zin hebben. De bungalow van mijn grootvader is ondertussen de eigendom geworden van mijn nonkel, maar die stelt zijn landhuis genereus ter beschikking.

Je bent er niet een stukje van jouw ‘Walden’ gaan schrijven tijdens corona?

Nee, al heb ik het overwogen. De plek stond me wel voor ogen tijdens het schrijven. Overigens maakte de pandemie mijn idee voor deze voorstelling nog net iets urgenter. Toen tijdens de lockdown het systeem stilviel kregen velen moeite met niks doen. Mensen werden onthand doordat hun bezigheden voor een deel wegvielen. Dat is allemaal materiaal geweest voor de voorstelling. De coronajaren vertelden me een en ander over de constructie die we voor onszelf hebben gecreëerd, waar we inzitten, waarin we meedraaien en waarvan we slachtoffer lijken te worden.

Hoezeer is jouw theatertekst geïnspireerd door Thoreau?

Ik wilde geen theaterbewerking van het boek maken, maar Thoreau was een inspiratie als partner in het creatieproces. Het boek was een leidraad, vandaar dat ik de titel heb geleend. Mijn ‘Walden’ is een volledig nieuwe vertelling voor een personage – het is echt wel een personage, ik ben het niet zelf – dat door zijn buren het geloof in de mensheid verliest en wegtrekt van de mens, de natuur in.

Mag ik je deze paradox van Thoreau’s ‘Walden’ voorleggen: enerzijds is er de terugkeer naar de natuur als leermeester, anderzijds lees je de wens om in zichzelf juist de natuur te temmen?

Daar gaat het over. Wat ik er zelf heel interessant aan vond: in de geschiedenis is er een punt geweest waarop gebieden als de Alpen pas werden gezien als ontroerend toen dichters en schilders ze als onderwerp gingen nemen. Dat landschappen konden ontroeren werd een idee, met de romantiek als stroming tot gevolg. Daarvoor was het weggezet als: een landschap waar je niet door kon of: onbruikbaar voor landbouw. Door kunst ontstond dit dualisme: door het bewonderen onttrek je je van die omgeving. Dat is super boeiend. De echte eenwording met de natuur draaide erom niet van op een afstand te kijken, maar er los in te staan.

De negentiende-eeuwer Thoreau las ik getypeerd als ‘hippie, groene denker en antiglobalist avant la lettre’. Wat jij?

Daar kan ik het mee eens zijn. Thoreau sakkert over de aanleg van meer sporen voor de stoomtrein. In 1843 reed de eerste trein langs Walden Pond. Wanneer hij enkele jaren later zijn blokhut verlaat zijn dat er twintig. Vandaag zouden die issues eerder internet en A.I. heten, maar de principes zijn dezelfde: wat geven we op ten koste van…? Leveren de versnellingen meer levenskwaliteit op of niet? Is het wel slim om het zo te doen? Van die vragen is het boek doordrongen en precies daarom valt de thematiek helemaal te vertalen naar deze tijd. Eigenlijk is ‘Walden’ het eerste ecomanifest, dat tegen het normatieve denken van die tijd durft in te gaan. Ik kan dat rebelse wel hebben. Hij neemt in ‘Walden’ geen blad voor de mond.

Dat doet jouw held evenmin.

Mijn “held” heeft jaren gezwegen, maar dan spuwt hij zijn gal. Hij heeft er op een gegeven moment genoeg van en dan escaleert het – meer verklap ik niet – en is hij weg.

Je naamloze held herkent het kwaad van de wereld in zijn buren, zeg je. Wat richten die buren uit/aan?

De buren doen geen rare dingen of zo. Hun bedrijvigheid zie ik eerder metaforisch. Mijn ‘held’ stelt zich vooral vragen bij de dagelijkse bezigheden van de mensen die links en rechts van hem wonen. Ze hebben duidelijk moeite met de dingen te laten zijn. Ze kunnen nauwelijks iets onaangeroerd laten. Hun tuinen, bijvoorbeeld, zijn zo overhoop gehaald dat ze een filosofie verraden van ‘overal de hand in te willen hebben’. De verteller voelt dat wat zij uitvreten met de natuur averechts op zijn eigen gevoel staat. Alle spanningsvelden zijn interessant om op te zoeken in een vertelling. Het gaat bij mij over de bedenkingen, de moeilijkheden, de innerlijke conflicten die gepaard gaan bij een onderneming als in de natuur gaan leven. Mijn personage gaat niet uitgebreid beschrijven hoe je zelf een hut bouwt, zoals Thoreau, technisch als in een handleiding, doet (lacht).

De ik-figuur in de Amerikaanse ‘Walden’ is een misantroop, een mensenhater. Gaat jouw hoofdpersonage ook zo ver?

Dat is het startpunt wel een beetje, ja. Ik heb gekozen voor een eerder spitante vorm, een monoloog op rijm, die wat naar slampoetry (poëzie die niet bedoeld is om in stilte te worden gelezen, maar om voor een groot publiek te worden voorgedragen door de dichter, mc), neigt omdat die laatste ook ritmisch bruisend en daadkrachtig is.

‘Een tirade die flirt met de muzikaliteit van slampoetry’, noem je het in de aankondiging. Rijm is handig om uit het hoofd te leren, maar lastig om te schrijven, denk ik dan.

De vorm was een uitdaging bij het schrijven, klopt, omdat je vasthangt aan een constructie, maar ik heb de uitdaging zelf gekozen. De beperking daagde me uit en ik heb in de beperking de vrijheid weten op te zoeken. 4 In de voorstellingen ‘The Great Downhill Journey of Little Tommy’ (2014) en ‘The only way is UP’ (2017) die ik maakte met collega Boris Van Severen was het samengaan van theater en muziek belangrijk. In ‘Walden’ wilde ik de muzikaliteit opzoeken in de tekst. Ik speel geen muziek, althans niet live. Hier komt de muziek net uit mijn woorden. Ik vind het prettig om te vertrouwen op de muzikaliteit van de tekst. Da’s een andere manier van op het podium te staan. In ‘Walden’ sta ik bijna als muzikant te acteren.

Op de foto’s van je residentieweek in De Warande zag ik je ook ‘beeld’ maken. Wat onderzocht je?

De monoloog is een beeldende performance geworden. In De Warande startte ik mijn onderzoek naar die beelden. Ik had tot dan vooral veel geschreven. In Turnhout kon ik me concentreren op de videobeelden en het verzamelen van ander visueel materiaal. Ik ben veel wijzer uit de residentieweek gekomen. De scènebeelden zijn geen illustratie van de tekst. Ik maak live microscoopvideobeelden. Als het goed is gaan die, samen met de muzikaliteit van de tekst, het authentieke karakter aan ‘Walden’ geven. Ik werk met videobeelden die ik live tijdens de voorstelling maak in een poging om mensen hun blik op hun omgeving weer te openen. Het willen of kunnen zien is de eerste stap richting meer respect en/of harmonie.

Is jouw ‘Walden’ een oproep tot meer respect voor natuur en mens?

Ik hoop dat mensen dat in ‘Walden’ gaan lezen. Voor mij is het gaandeweg meer en meer beginnen gaan over de mens ten opzichte van zijn omgeving – in de brede zin van het woord: de natuur én de mens. Samenleven met mensen gaat in wezen over dezelfde dingen als samenleven met de natuur. Ik probeer net als de schilders destijds de omgeving vast te leggen en op deze manier aandacht te vragen voor onze ‘buur’, voor de natuur, voor onze planeet.

Martine Cuyt

 

credits

concept, tekst, spel & muziek: Jonas Vermeulen 
coaching: Johan Petit, Kristien De Proost en Louise Van Den Eede 
vormgeving: Charlotte Bouckaert 
lichtontwerp/techniek: Tim Oelbrandt 
productie: Het Laatste Bedrijf 
uitvoerend producent: Karen Feys 
productieleiding: Lara Vromman 

Met dank aan: CC De Spil Roeselare, De Studio, De Grote Post, De Warande 

Deze voorstelling kwam tot stand met de steun van de Tax Shelter maatregel van de Belgische Federale Overheid en Gallop Tax Shelter

naar de voorstelling