Warande Informatief: Chaos – Thomas Ryckewaert

In Chaos. Making sense of an ending probeert bioloog en acteur Thomas Ryckewaert wijs te raken uit de gebeurtenissen van de afgelopen jaren: het plotse overlijden van zijn vader, de lockdown, ecologische rampen en een groeiend defaitisme. 

Geruggensteund door de chaostheorie van Edward Lorenz, de apocalyptische klimaatscifi van J.G. Ballard, ecologie, dagboekfragmenten en Playstationgames gaat Ryckewaert het gevecht met zijn demonen aan. In Chaos vervagen de grenzen tussen het intieme en het globale, tussen binnen- en buitenwereld, tussen werkelijkheid en waanzin. Kunnen wetenschappelijke modellen soelaas brengen op een onoverzichtelijke en onvoorspelbare planeet? Kan je tegelijk rouwen om een geliefde én om het einde van de wereld? Schuilt er poëzie in theorie? En wat dan met theater? Met Chaos maakt Ryckewaert een associatieve trip langs de highways van het hedendaags bewustzijn waar het persoonlijke en planetaire samenvloeien.

 

TROOST TUSSEN KUNST & WETENSCHAP

Kristof Van Baarle in gesprek met Thomas Ryckewaert 
(Deze tekst werd geschreven in opdracht van DE SINGEL, 27 januari 2023).

 

Wanneer we de krant van de voorbije week erbij nemen, lezen we dat ExxonMobile al sinds de jaren 70 zeer goed weet wat de impact van fossiele brandstoffen op de klimaatopwarming is, dat Europa wellicht tanks zal sturen naar een oorlog aan haar grenzen, maar ook op diezelfde voorpagina wordt bericht over de koningin die vijftig wordt en dat acteur Alec Baldwin aangeklaagd wordt voor onvrijwillige doodslag op een filmset. In een artikel in Etcetera citeerde je eerder al de schrijfster Olivia Laing: “The News is driving me crazy”. Is dat de chaos waarover je hebt in de titel van je nieuwe voorstelling?

“Die zin van Olivia Laing resoneerde in elk geval sterk met mijn eigen ervaring. Ik weet niet of dat het gevolg is van een soort tunnelvisie, waardoor je denkt dat het nu erger is dan vroeger, maar wanneer je de nieuwsfeiten achter elkaar plaatst – oorlog, klimaat, Trump, maar ook de banaliteit van entertainment en human interest –, dan bekruipt me het gevoel dat de snelheid waarmee de zaken op ons afkomen, het niet toelaat om je ertoe te verhouden. Je krijgt geen ruimte om er een emotionele respons op te ontwikkelen. Het is niet enkel de oorlog in Oekraïne, maar ook de olieprijzen, de hoge facturen en het klimaat, en …. Het gevoel van constant overrompeld te worden door dat soort zaken geeft de indruk dat we in chaotische tijden leven. Het was misschien al langer bezig, maar Trump heeft een manier gevonden waardoor elk schandaal uitgewist wordt door het volgende. Een week na zijn inauguratie besliste hij dat er een ‘moslimban’ komt, en er een muur gebouwd wordt aan de grens met Mexico. De ene ramp lost de andere af zonder dat er iets opgelost raakt. Dat zou een dagdagelijkse ervaring van chaos kunnen zijn: een onoverzichtelijke wirwar van omstandigheden die zich op een globaal niveau afspelen maar die ons ook op een persoonlijk niveau raken. En het gevoel van onmacht dat daarmee gepaard gaat.”

In de voorstelling ga je aan de slag met de chaostheorie. Is dat dan een manier om met die ‘wereldse chaos’ om te gaan?

“Tijdens de pandemie, waarin tijdens de lange lockdowns je realiteit ook nog eens vernauwde tot het binnen nemen van nieuwsfeiten zonder verder veel sociaal contact te hebben, ben ik een boek beginnen lezen van James Gleick, Chaos. Het is een concept dat zowel in de biologie, fysica, wiskunde als in andere disciplines voorkomt. De chaostheorie gaat niet echt over wanorde. Chaos is orde en wanorde samen. Wat ik er vooral uit onthoud, is dat chaos vooraf bepaald is en toch niet te voorspellen: dat contra-intuïtieve sprak me erg aan. Reële wetenschappelijke feiten die toch contra-intuïtief zijn: daar ging het in mijn vorige voorstelling, Move 37, eigenlijk ook al over. Of het nu gaat over creatieve AI, een zwart gat of het universum als hologram: telkens weer zoek ik die bevreemding van een realiteit die we eigenlijk niet kunnen bevatten en waar we toch dagdagelijks mee geconfronteerd worden. In Chaos geef ik het voorbeeld hoe je vanuit een heel eenvoudige wiskundige formule toch kan uitkomen bij chaotische verschijnselen. Vroeger beschouwde men dat als fouten, maar nu weten we dat die fouten een soort essentie bevatten, een universele natuurwet: namelijk dat onvoorspelbaarheid in de natuur zit ingebakken. Dat sprak me aan. In plaats van de enorm grote schaal van de relativiteitstheorie of het subatomaire van kwantumfysica, zit chaos in ergens tussenin. Het zit in de kop koffie die je vasthoudt, of de rook van een sigaret die op kringelt. Daarbij komt dan de connectie met de dood van mijn vader. Hij is gestorven aan een hartaanval en een hartaanval is in principe een hart dat ‘chaotisch’ begint te kloppen. Ook de dood is zoiets wat vooraf bepaald is, maar niet op voorhand te voorspellen. In de chaostheorie zag ik iets wat me fascineerde als concept en waarmee ik niet eerder mee in aanraking was gekomen tijdens mijn eigen studie biologie. Tegelijk voelde ik er ook meteen een persoonlijke connectie mee. Voor mij is de voorstelling een soort rouwproces, een manier om met iets wat je niet kan vatten om te gaan. Ik probeer dat te doen door er theater bij te betrekken. Zoals Hamlet, de prins van Denemarken, die moeilijk om kan met de dood van zijn vader. Anderzijds zoek ik ook heil in de wetenschap: een hartaanval is chaos, maar hoe werkt dat precies? In vorige voorstellingen ging het om meer abstracte zaken, maar nu komt het erg dichtbij. De chaos­theorie is voor mij dus een middel om vruchteloos grip te krijgen op de realiteit.”

Naast je opleiding biologie heb je ook je opleiding en traject als acteur en theatermaker. Waar vind je het meeste troost, in de wetenschap of in de kunst?

“Het is de eerste keer dat ik zo intens een rouwproces meemaak. Het is ten eerste – net zoals de chaostheorie trouwens – niet iets rechtlijnig. Het brengt een diversiteit aan gevoelens met zich mee, verdriet en spijt, maar ook extase, humor en absurditeit. De caleidoscoop aan menselijke emoties wordt door elkaar gegooid. Ik vermoed dat ik troost zoek in beide velden, zowel in het artistieke als in het wetenschappelijke. Ik kan ontroerd worden door een verhaal zoals dat over de coelacanth, een vis die lang uitgestorven gewaand was, maar toch weer ergens opduikt, net zoals Hamlet een ontroerend verhaal is. Troost zit voor mij ook in het ophalen van herinneringen, in het met mijn vader praten, het zorgen voor mijn zoon, in samen rouwen.” 

Ook met een publiek? 

“Wel, daar ben ik heel benieuwd naar. Ik vind het eng om zo alleen op podium te zitten, zonder al te veel contact met het publiek. Door de opstelling zit ik een soort cocon. Je kan troost zoeken en vinden, maar uiteindelijk ben je wel alleen met je eigen rouwproces. Ik denk dat vandaar ook de keuze komt om alleen op scène te staan en ‘opgesloten’ te zijn in een bepaalde ruimte. Maar ik hoop dat het ook overslaat op het publiek. Ik maak de voorstelling niet om zelf door hen getroost te worden, maar naar mijn vader toe, betekent het feit dat ik dit voor hem probeer te maken, wel een poging om alsnog met hem te communiceren.” 

Je staat zelf alleen op de scène, dus de dialoog tussen theater, kunst en wetenschap zit ‘in’ jou. In eerdere voorstellingen was dat misschien meer uitgesplitst, zoals bijvoorbeeld in Move 37, waar je op de scène staat met een kosmoloog als verpersoonlijking van de zogenaamd ‘exacte’ wetenschappen. Hoe zie je dit in het licht van je traject als maker? 

“Het voelt in elk geval als het meest persoonlijke wat ik ooit gemaakt heb, maar belangrijker nog, als een samenkomst van een aantal zaken die ik de laatste jaren onderzocht heb. In mijn vroegere werk was de wetenschappelijke component subtieler aanwezig. Met Move 37 werd die expliciete wetenschappelijke component belangrijker. In Chaos zijn wetenschap en theater niet meer zo makkelijk uit elkaar te halen, of dat is althans de bedoeling. Ik zoek naar een verstrengeling, want zelf zie ik niet zo’n heel fundamentele scheiding tussen kunst en wetenschap. Zowel kunst als wetenschap gaan de realiteit te lijf. Met andere instrumenten, maar het doel is gelijkaardig: proberen te begrijpen in welke realiteit we leven, hoe we ons ertoe kunnen verhouden, wie we zijn … Kunstenaars hebben wel veel meer vrijheid in de tools die ze kunnen hanteren. Er is geen beperkende methodologie waardoor je meer associatieve verbanden kan leggen. Ik ben in mijn werk steeds op zoek naar een mentale reis die iets zegt over hoe ons brein werkt en de gedachten aan elkaar rijgt. Wetenschappelijke inhoud en theater versterken elkaar daarin.” 

Het ‘vreemde’ en begrippen als ‘weird’ en ‘eerie’, zaken die niets thuis te brengen zijn, of die er zijn waar ze niet horen te zijn of omgekeerd, zijn ook een rode draad in je praktijk. Dat kan dan inderdaad creatieve AI zijn of een totaal nieuwe opvatting over het heelal, maar nu zit het vreemde dus in de chaos rondom ons of in het bevreemdende van een overlijden. Als Move 37 nog een soort gelijkspel was tussen kunst en wetenschap, krijg ik de indruk dat in Chaos de kunst toch een streepje voor begint te krijgen. 

“Move 37 was meer een poging om de bevreemding bij specifieke theorieën vorm te geven. Maar in deze voorstelling is de chaostheorie geen doel op zich maar eerder een middel om je tot iets te kunnen verhouden. De status van wat theater is en wat de verhou­ding is tussen een speler en een publiek komt hier zeker meer op het voorplan. Voor mij is het een zoektocht naar de basics: wat is een monoloog, wat is een voice over, of wat is het om naar een publiek toe te spelen terwijl je ze eigenlijk niet ziet. En dat dan vanuit thema’s als de grens tussen leven en dood, voortplanting en extinctie, aanwezigheid en afwezigheid. De dialoog tussen kunst en wetenschap is voor mij een manier om fictie en realiteit met elkaar te verstrengelen. Maar het is niet omdat wetenschap erbij komt, dat alles meteen verklaard wordt. Een topwetenschapper als Thomas Hertog zal zelf de eerste zijn om te benadrukken wat we allemaal niét weten. Soms zit er meer onzeker­heid of vreemdheid in wat vaak als ‘exact’ beschouwd wordt, en is dus de realiteit bevreemdender dan de fictie.” 

Onlangs kwam de serie The Last of Us uit, gebaseerd op de gelijknamige Playstation game. Dat spel speelt zich af in een postapocalyptisch Amerika, en is ook een referentie voor Chaos. De eindes die aan de horizon schemeren lijken zo meteen voer voor entertainment en spel. De dagen nadat de serie uitkwam, zie je dan ook meteen dat kranten en nieuwswebsites artikels wijden aan het opzet van The Last of Us. Koppen als “Kan een schimmel een wereldwijde catastrofe veroorzaken?” worden plots deel van het nieuws. Als het gaat over de verstrengeling van realiteit en fictie, kan dat ook tellen … 

“Zeker als je je bedenkt dat ze zich die vraag stellen nadat ze net twee jaar over een pandemie bericht hebben. Ik ben The Last of Us beginnen spelen tijdens een tiendaagse quarantaine in Noorwegen, wachtend op twee draaidagen voor een Netflix-serie. Wat mij aan dat spel fascineert, is dat terwijl er buiten in extreme slow motion zich een ramp aan het voltrekken is, de fictie die erover gemaakt wordt, veel spectaculairder is. Een komeet slaat in zoals in Don’t Look Up!, of een schimmel veroorzaakt de dood van 99% van de bevolking zoals in The Last of Us. De entertainmentindustrie kannibaliseert als een soort zombies op dat eindtijdelijke gevoel. Ik kijk ook graag naar dat soort post-apocalyptische sciencefiction, dus ik pleit zelf ook schuldig. Het succes van die series en films verraadt misschien een onderhuids, pervers verlangen om door te spoelen, om al die trage rampen – oorlog, klimaat, democratie – haast over te slaan en in het na-tijdperk terecht te komen. Ook in mijn ander werk als acteur had ik recent nog een bizarre samenkomst van realiteit en fictie. Ik speel mee in Arcadia, “de eerste Vlaamse post-apocalyptische serie”, die overigens op dezelfde dag in première gaat als Chaos. We hadden een draaidag nabij Luik, aan de stuwdam bij de Vesder, die een paar maanden daarvoor bijna bezweken was tijdens de overstromingen. Daar sta je dan een scenario te spelen dat zich zogezegd in een fictieve toekomst afspeelt, maar eigenlijk net gebeurd is. Heel vreemd is dat.”

De ondertitel van de voorstelling is ‘making sense of an ending’. Gaat het voor jou dan niet zozeer om daadwerkelijk een antwoord te bieden, maar meer om iets te vertellen over de manieren waarop we betekenis proberen we te zoeken in eindes?

“In de eerste plaats ging het voor mezelf om trachten betekenis te vinden in de plotse afwezigheid van mijn vader. De ene dag was hij er nog, en de dag erna niet meer. En dat dan nog eens in een periode waarin het lijkt alsof de wereld die we kennen langzaamaan aan het verdwijnen is. Die parallel tussen de micro en macro schaal is zowat de inzet van de voorstelling. Het terugkeren van dezelfde dynamiek, ongeacht de schaal is trouwens ook een eigenschap van chaostheorie.” 

Je hebt het in de voorstelling ook over extinctie, een dood op grote schaal. Zo groot dat het bijna onmogelijk te bevatten is, en dus ook verwant aan het vreemde van daarnet. Hoe ben jij daarmee aan de slag gegaan? 

De vraag was voor mij: hoe te rouwen om een geliefde in een wereld die aan het vergaan is? Ik ben op zoek gegaan naar contras­ten. Het meest kleine, persoonlijke dat ik kan vertellen is dat ik de hand van mijn vader vasthield terwijl hij heenging. Kleiner dan dat wordt het niet, maar groter dan dat ook niet. Daar tegenover, op macroschaal, heb je dan extinctie: het verdwijnen van een soort, of nog extremer, het verdwijnen van alle leven en het compleet steriel worden van de aarde. Ik hoop dat door te spelen met contrasten, het macroscopische en microscopische met elkaar verweven raken. Het was de filosofe Vinciane Despret die schreef dat bij elk verlies een stuk van de realiteit in elkaar stort. Dat geldt zowel voor een persoonlijk verlies als voor het verdwijnen van een soort. En ook al weten we dat ons eigen verdwijnen, als individu, en als soort, er ooit zal aankomen, toch is het haast onmogelijk ons dat voor te stellen. Het idee van extinctie, van echt kunnen verdwijnen, is trouwens een relatief ‘nieuw’ concept.” 

Je vertelt over deze onderwerpen – extinctie, chaos, apocalypsen – met een grote fascinatie. Ook in je voorstellingen speelt de fascinatie van wetenschappers, biologen, fysici, informaticawetenschappers of kosmologen, ook een terugkerende rol.

“Ik vind daar ook een vorm van troost in. Weinig dingen zijn mooier dan iemand die gepassioneerd bezig is met iets. Het maakt niet uit of het gaat om de hoek onder dewelke libellen eitjes leggen op het water of een muzikant die een nieuwe interpretatie zoekt van een eeuwenoud stuk. Het gepassioneerd zijn an sich, het compleet opgaan in iets en daar je leven aan wijden, dat vind ik al iets ontroerend. Ik ben zelf biologie beginnen studeren vanuit een passie voor de evolutietheorie. Daar zijn wonderbaarlijke verhalen over, die soms iets sprookjesachtig hebben. Die wil ik delen met hetzelfde enthousiasme. Tegenover het vreemde, dat verontrustend kan zijn, staat de fascinatie ervoor, die soelaas kan bieden. Wanneer je het in een voorstelling hebt over dood, extinctie en eindes, kan je daar door gefascineerd vertellen en spelen, een levenslust tegenover plaatsen. Het maken van deze voorstelling geeft mij ook energie en levenslust, ook al gaat het over duistere onder­werpen. Door vanuit een onderzoekende houding die thema’s te lijf te gaan, wordt zoiets als troost toch weer mogelijk. Iets pijnlijk omzetten in een vorm en zo deelbaar maken met een publiek: dat is voor mij misschien wel ‘making sense of an ending’. Niet zozeer voor zij die al weg zijn, maar wel voor zij die achterblijven.” 

Je zei zelf al dat je het spannend vind om zulk een peroonlijk onderwerp op de scène te brengen, een voor jou atypische benadering. Was dit creatieproces dan een ook soort herontdekking van je eigen parcours, van je eigen geschiedenis, als maker en als mens? 

“Het is heel bevreemdend om een persoonlijke gebeurtenis te integreren. Vrij beangstigend zelfs, want je kan je nergens verstoppen. Tegelijkertijd is het op een manier het makkelijkste wat ik al gedaan heb. Er is een scène waarin ik me rechtstreeks tot mijn vader richt, en dat is een oprechte poging om het afscheid dat ik niet heb kunnen nemen, in te halen. Het is ook een manier om hem te bedanken. Het kan misschien verkeerd klinken, maar het maakt mij dan ook niet zo heel veel uit wat een publiek daar dan van denkt – misschien is dat wel net wat theater echt moet zijn. Anderzijds voelt het ook een beetje als ‘uit de kast komen als bioloog’. Toen ik aan de toneelschool zat werd er al gelachen met mijn eerdere studies biologie. Al die jaren kreeg ik te horen, onder andere van Dora van der Groen, dat ik niet te veel moest nadenken. Er hing rond wetenschappen altijd een geurtje, alsof dat geen kunst kon zijn. Ik ben daar nog niet zo zeker van. Het werken vanuit die twee persoonlijke elementen, mijn vader en mijn studies biologie, helpt om de drang om steeds vanuit de blik van ‘de ander’ te kijken, los te laten. Dat heb ik nog niet eerder ervaren. Het gaat over einde en verlies, en mede daardoor maak ik deze voorstelling met een inzet en energie alsof dit de laatste zou zijn. Er zit iets bevrijdend, relativerend in die eindes.” 

 

Interview: Kristof Van Baarle, i.o.v.DE SINGEL, 27 januari 2023.

Regie, tekst en spel: Thomas Ryckewaert 

Met een fragment uit: Hamlet, William Shakespeare 

Stemmen: Abigail Abraham, Gene Bervoets 

Dramaturgie: Kristof van Baarle 

Scenografie: Erki De Vries 

Licht: Luc Schaltin 

Geluid: Marijn Ottenhof 

Video: Kurt D'Haeseleer 

Kostuum: Andrea Kränzlin 

Speladvies: Oscar Van Rompay 

Regie-assistentie: Sibran Sampers 

Techniek: Lucas Van de Voorde 

Productieleiding:  Valerie De Visscher, Robin Appels 

Productie: Platform 0090 

Coproductie : DE SINGEL, VIERNULVIER (Gent), C-TAKT (Pelt), Het Laatste Bedrijf 

I.s.m.: Dommelhof (Neerpelt), Gallop Tax Shelter 

Met de steun van: de Vlaamse Gemeenschap 

Tax Shelter maatregel van de Belgische Federale Overheid

 

naar de voorstelling