Warande Informatief: Sidi Larbi Cherkaoui & Hans Op de Beeck / Eastman & De Munt Vlaemsch (chez moi)

Met ‘Vlaemsch (chez moi)’ zet de Belgisch-Marokkaanse danser en choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui zichzelf figuurlijk en zijn gezelschap Eastman letterlijk op de planken. Via erfgoed als de Vlaamse primitieven en polyfonie onderzoekt hij zijn Vlaamse roots. Dat levert prachtig kleurrijke tableaus op en grijze ernst, maar ook de Ronde van Vlaanderen passeert voor je ogen. Voor de Warande was de ‘Vlaamse meester’ in Genève bereid het DNA van dit stuk prijs te geven.

Dag Sidi Larbi Cherkaoui. Voel je je inmiddels thuis in Genève, waar je het ballet van het Grand Théâtre leidt? Is Genève nu ‘chez moi’?

Sidi Larbi Cherkaoui: Ik ben nergens en overal thuis. Eerder voelde ik me thuis in New York toen ik daar enkele maanden verbleef of in Monte Carlo, in Tokio, waar ik ook lang heb gewerkt. Met Genève heb ik al een lange geschiedenis. In 2005, in het begin van mijn carrière als maker voor andere gezelschappen, mocht ik ‘Loin’ maken voor het Grand Théâtre. De stad doet me bovendien een beetje aan Antwerpen denken: beide zijn grenssteden, aan de rand van andere culturen.

Is ‘Vlaemsch (chez moi)’ een afscheid van Antwerpen, van je opdracht als artistiek leider van Opera Ballet Vlaanderen (0BV)?

Niet van Antwerpen, de stad van mijn moeder. Ik ben niet weg. Of ik ben altijd al weggeweest, maar tegelijk was ik er ook altijd. Het is wel een stuk dat mij na zeven jaar OBV teruggeeft aan mijn eigen natuur. Na zeven jaar de regels volgen van een instituut – waar veel hiërarchie heerst en een andere kijkcultuur – mag ik hier weer aan de slag met mijn eigen regels. Ik mag mijn eigen impulsen weer volgen en uit kaders breken. Het is niet voor niets dat er zoveel kaders in de voorstelling zitten.

Je bent ruim tien jaar bezig met deze, jouw DNA-vraag en hoe daarover een voorstelling te maken, klopt? 

Eigenlijk ben ik sinds mijn zesde bezig met de vraag: wie ben ik? Op school kreeg ik constant vragen bij mijn voornaam ‘Sidi Larbi’. Hoe vaak heb ik niet moeten uitleggen dat mijn vader uit Marokko kwam en dat mijn moeder een Vlaamse is.

Ik ben geboren in België en ik voel mij meer Vlaming dan veel Vlamingen en toch hoorde ik er niet bij. Soms dacht ik: moet ik een bloedtest doen of zo? Ik heb heel lang gedacht dat ik het probleem was, tot ik me begon af te vragen of het misschien om een probleem van de anderen ging. Het heeft een tijd geduurd voor ik besefte dat het om beperkingen van anderen ging, om hun gebrek aan kennis over de geschiedenis van Vlaanderen en België.

Gastarbeiders werden uitgenodigd, met hun families, in een periode dat Belgen geen zin hadden om het vuile werk te doen. Dat zijn keuzes die politiek en met veel overtuiging werden gemaakt, om net een soort van nieuw België te maken. Het is niet te schatten hoe dat dan verdraaid is geworden tot: “Ze komen naar hier ‘omdat het hier beter is’.”

De kennis van de geschiedenis van Vlaanderen ‘en haar vreemdelingen’ heeft me ontzettend geholpen om mijn waardigheid terug te vinden. Het gepest op school – al heb ik veel geluk gehad met mijn leerkrachten van wie ik energie en hoop kreeg – heb ik inmiddels wel verwerkt, maar het triggerde me wel om valse concepten van de realiteit te gaan onderzoeken. Alsof er zoiets zou bestaan als ‘een onveranderlijke Vlaamse realiteit’. Die is net erg veranderlijk en we hebben daar allemaal een zeg in. Deze voorstelling is het resultaat van zelfstudie en maatschappijanalyse.

Wanneer besefte je de rijkdom van je dubbele roots?

Het besef kwam toen ik studeerde aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken in Antwerpen. Toen merkte ik dat ik veel geluk had gehad met mijn afkomst: dat ik Amerikaanse series had gezien, Vlaamse films én Franse televisie.

Mijn omgeving vond me door die complexiteit soms heel vermoeiend, maar ik vond mijn omgeving net heel beklemmend.

‘Vlaemsch (chez moi)’ is een zoektocht om mezelf te verklaren. Ik schilderde en tekende als kind erg graag. De ingang van de Vlaamse primitieven en andere meesters van het penseel lag voor de hand. Alle performers – ze zijn afkomstig van Amerika tot Oekraïne en Rusland – laten hun licht schijnen op mijn relatie met Vlaanderen.

Tister Ikomo en Nick Coutsier hebben Congolese roots. De Japanse Kazutomi ’Tsuki’ Kozuki en Tsubasa Hori wonen al twaalf jaar in Vlaanderen. Ze plantten zich in Vlaanderen. Ik vond het heel mooi om met hen te werken rond de Vlaamse cultuur en om die Vlaamse muziek, – die zelfs Vlamingen niet altijd kennen, ik deed steekproeven – te delen met hen.

Ik merk dat die oude teksten zelfs niet altijd begrepen worden door Vlamingen. Dat we bij uitbreiding onze eigen geschiedenis niet altijd kennen of begrijpen. Een beetje studeren zou geen kwaad kunnen. Ik probeer met de voorstelling de mensen ook even voorbij de Ronde van Vlaanderen, die er ook in zit, te krijgen en hen mee te nemen naar de geschiedenis van de Vlaamse muziek.

Ik wilde echt spelen met het idee ‘geschiedenis’ en aantonen dat de geschiedenis constant wordt herschreven. Er is zoiets als een absolute geschiedenis van data en feiten, maar het verhaal en de intenties zijn altijd veel complexer dan dat.

Je ging in de titel meteen voor ‘Vlaemsch’, met ‘e’ en ‘sch’, plus (chez moi).

Frans is de taal waarin ik door mijn ouders ben opgevoed en die me even lief is als het Vlaams, dat de taal was van mijn moeder, school en van de stad Antwerpen. Dat tweetalige is voor mij een deel van mijn Belg zijn. Met (chez moi) verwijs ik ook naar hoe lang in deze contreien Frans is gesproken.

‘Vlaemsch’ is een fout, die ‘e’ hoort er niet, maar ik wou de oude, (nu foute) spelling om eraan te herinneren dat de Vlaamse taal, oorspronkelijk ‘Diets’, een constructie is en het product van een tijd en allerlei invloeden.

Ik laat dat verhaal aan de taal- en geschiedkundigen, maar ik weet wel dat de taal enorm heeft geschommeld en afhankelijk was van wie er aan de macht was. De grenzen van Vlaanderen waren ooit een accordeon van groter dan weer kleiner, door toevoeging of wegvallen van stukken Frankrijk. Heel fascinerend om te bekijken. Wie die diversiteit en complexiteit ontkent, kijkt niet echt naar de geschiedenis.

Jij pleit(te) in je werk altijd al voor meerstemmigheid. Hoe was het om de polyfonie waarin ‘Vlaanderen’ excelleerde tussen de 14de en 16de eeuw zo te kunnen inzetten?

Ik ben luitist Floris De Rycker en zijn muziekensemble Ratas del Viejo Mundo veel verschuldigd. Bij polyfonie legt elke stem een eigen weg af en toch komen die wegen harmonieus samen als draden in een vlechtwerk. Je kunt Vlaams zijn en uit meerdere lagen bestaan. Ik gebruik graag de luit als voorbeeld. Ze wordt als een typisch Vlaams instrument gezien, maar eigenlijk kwam ze vijfhonderd jaar geleden uit de Arabische wereld. Zal het ook vijfhonderd jaar duren vooraleer ‘Cherkaoui’ een Vlaamse naam wordt?

Hoe liet je moeder je kennismaken met ‘de Vlaamse’ cultuur, met Rubens en andere meesters? 

Dat ging heel organisch. Mijn mama is gelovig en op onze wandelingen liepen we geregeld de kathedraal en andere met kunst gevulde kerken binnen om een kaarsje te branden. Ik voelde me daar veilig met mijn moeder aan mijn zijde.

Inmiddels heb ik gemerkt dat de esthetisch prachtig uitgevoerde panelen van een gekruisigde Christus voor anderen pure gruwel kan betekenen omdat zij een figuur zien die wordt gemarteld. Het hangt maar af vandoor welke bril je kijkt.

Flamingantisme, Vlaamse beweging, collaboratie, vendelzwaaien, het zit er ook allemaal in. Als speldenprikjes voor wie vindt dat Vlaanderen zich meer moet terugplooien op zichzelf, schreef ‘De Standaard’.

Dat Vlaanderen zich isoleert ten opzichte van Wallonië heeft ons cultureel niet echt geholpen. Het maakt Vlaanderen minder interessant.

Had ik niet geloofd in de wereld en was ik alleen in de context van mijn familie gebleven, dan had ik nu in een garage gewerkt. Niet dat er iets mis is met in een garage werken an sich. Overigens zitten in de voorstelling beroepen als bakker, slager, postbode, soldaat en verpleegster. De ‘gewone’ mens zorgt voor een ander. Dat probeert de kunstenaar ook.

In eerdere producties toonde je uiteraard al elementen van je Marokkaanse origine, maar denk je aan een tweede, Marokkaanse luik na ‘Vlaemsch (chez moi)’? Je laat hier overigens Khalid Koujjili El Yakoubi dat mooie wiegelied in het Arabisch ten gehore brengen.

Ik wil straks graag nog een luik over mijn Marokkaanse roots maken, klopt, maar laat me even inzoomen op Khalid Koujjili El Yakoubi. De acteur is derde generatie, zijn moeder is in Vlaanderen geboren, en hij ook, maar door zijn voornaam Khalid wordt hij vaak nog gezien als migrant. Mensen zoals hij en ik kunnen, mochten we wat mispeuteren, door bepaalde Europese wetgevingen nog steeds worden teruggestuurd naar “ons land”. Ooit al gehoord van terugsturen naar Nederland, Frankrijk of Italië? Vandaar het gedicht ‘Deporteerbaar’ van Amina Belôrf.

Je houdt het niet alleen bij de polyfonie uit het Vlaanderen van voor 1600. Je laat ook verzetsliederen horen en een aantal klassiekers als ‘Marieke’ van Jacques Brel en Wannes van de Velde - ‘‘t is Vlaams ’t trekt op geen kloten.’ 

Er zitten liederen tegen de Franse of de Spaanse overheersers in, die vertellen over de mensen die destijds in ‘Vlaanderen’ – dat ik als een ruimte zie – woonden. Zelfs het literaire – Guido Gezelle – komt aan bod. De keuze van één nummer uit het oeuvre van Wannes Van de Velde viel me zwaar. Ik had wel een hele voorstelling met zijn liederen kunnen maken – fantastische mens, fantastisch pleidooi voor inclusiviteit. Het was alsof ik mijn eigen gedachten las.

Brel heeft ook een enorme invloed op me gehad. Met zijn muziek ging ik eerder aan de slag in ‘Anonymous society’.

Waarom koos je – voor de tweede keer – voor de scenografie van Hans Op de Beeck en wat voegt zijn alomtegenwoordige grijze tint toe?

Het is een feest om met Hans te kunnen samenwerken. Ik ben zo blij met het team dat ik mocht vormen met hem en Floris en met modeontwerper Jan-Jan Van Essche, maar ik vond het verschrikkelijk om vast te stellen dat vrouwen ontbraken. Ik ben er meteen met de performers (m/v/x) over gaan spreken, want we moesten daar mee aan de slag. Het gevolg is het discours dat Dorotea Saykaly geeft over de vrouw in kunst, in de maatschappij, in Vlaanderen en in België. Een eyeopener, hoop ik. België is een land van gelijkheid tussen mannen en vrouwen, hebben we het gevoel, maar niets is minder waar.

Punt gemaakt en onderschreven. En het grijs?

Grijs is geweldig interessant, want samengesteld uit zwart en wit. Eigenlijk is het op zichzelf geen kleur. Het bewaart een zekere neutraliteit. Grijs doet me denken aan oude foto’s, aan het grijze weer van België, aan het vele beton, de grijze stenen en straten. Hans Op de Beeck gebruikt grijs als manier om zijn werk uit te vinden. Onbewust is het een vertaling van zijn afkomst.

En tegen de achtergrond van dat grijze decor ontrollen zich de fraai afstekende kleuren van schilderspaletten, kleren, muziek, liederen en mensen.

Mag ik eerst nog wat over de vorm van de scenografie zeggen?

Het decor lijkt op een zolder. Die staat symbool voor alles wat men achterlaat in een huis waar men niet zo meteen weg mee weet, maar dat men toch niet kwijt wil. Ik denk dat het een naoorlogse tendens is om alles bij zich te willen houden.

Een zolder is bovendien een veilige plek. Bij de overstromingen vorig jaar in Wallonië was dat de enige ruimte die droog bleef. Ook voor mij was de zolder de plaats in het ouderlijk huis waar ik me kon isoleren om na te denken of te lezen als ik daar nood aan had.

En om op je vraag te antwoorden: we hebben al die kleuren en perspectieven nodig.

Je schilders-performers maken prachtige reconstructies van onder andere ‘Het Laatste Avondmaal’ van Rubens, maar je knipoogt ook naar andere aspecten van de cultuur zoals de wielrennerij, een T-shirt van Jupiler, de scouts,... 

Mag er ook worden gelachen?

Oh zeker zitten er humoristische stukken in en dat gaat dan niet over cynisme, maar over liefde. Zelf heb ik niet bij de scouts gezeten, maar dat associeer ik beslist met Vlaanderen. Al is de Ronde van Vlaanderen voor mij een abstract begrip, het blijft een spektakel.

Is jou een ‘Vlaams meester’ noemen uiteindelijk een compliment of niet?

Ik ben supergelukkig als iemand me een Vlaamse meester noemt. Die oude Vlaamse meesters waren beslist internationaal: ze haalden de mosterd heus niet alleen in Vlaanderen. Ze reisden naar Italië en Spanje en brachten kennis en couleur locale mee.

Je dramaturg Timmy De Laet vertelde dat jij het woord ‘ liefdeslied’ vaak liet vallen tijdens het creatieproces. Is ‘Vlaemsch (chez moi)’ dat ook geworden?

Zeker wel. Een liefdeslied was de insteek. Zelfs op de momenten dat ik mij in Vlaanderen niet geliefd voelde, dacht ik: zelfs als Vlaanderen niet van mij houdt, ik houd van Vlaanderen. Dat is ook de insteek van mijn leven: gewoon liefde geven.

 

tekst: Martine Cuyt

 

credits

concept, regie & choreografie: Sidi Larbi Cherkaoui
decorontwerp: Hans Op de Beeck
kostuumontwerp: Jan-Jan Van Essche
muzikale leiding Floris De Rycker
creatie soundscape en aanvullende muziek: Tsubasa Hori
live muziek door: Ratas Del Viejo Mundo (Michaela Riener, Anne Rindahl Karlsen, Tomàs Maxé & Floris De Rycker), Christine Leboutte, Kazutomi ‘Tsuki’ Kozuki, Khalid Koujili El Yakoubi, Tister Ikomo, Tsubasa Hori
dans gecreëerd en uitgevoerd door: Dorotea Saykaly, Helena Olmedo Duynslaeger, Marina Kushchova, Christine Leboutte, Kazutomi ‘Tsuki’ Kozuki, Dayan Akhmedgaliev, Patrick Williams Seebacher (TwoFace), Nick Coutsier, Pau Aran Gimeno, Jonas Vandekerckhove, Ido Gidron, Tister Ikomo, Darryl E. Woods, Khalid Koujili El Yakoubi
tekst: Hendrik Conscience, Guido Gezelle, Jason Silva, John Berger, jasminesgarden23, Amina Belôrf, Herman Teirlinck, en de performers
repetitor & assistent van Sidi Larbi Cherkaoui: Kevin Vives
tweede repetitor: Robbie Moore
regie-assistent en dramaturgie: Greet Van Poeck
dramaturgie: Timmy De Laet
geluidsontwerp & uitvoerend geluidstechnicus: Johannes Bellinck, Elric Reinartz
lichtdesign: David Stokholm
uitvoerend lichttechnicus: Krispijn Schuyesmans
styling & ontwerp van de theatrale kostuums: Veerle Van den Wouwer
coördinatie kostuums (Jan-Jan Van Essche): Andrea Kränzlin
kleedsters: Saar Swinters, Amber De Saeger
toneelmeester: Nils Geernaert
productie-assistent: Lars Boot, Alessandra Oliveira
producers: Karthika Naïr & Gert Van Overloop
productie: Eastman
coproductie met: De Munt/La Monnaie, KVS, Festspielhaus St. Pölten, Théâtre National De Chaillot, Sadler’s Wells, Théâtre National De Bretagne, Les Théâtres De La Ville De Luxembourg, Perpodium, Theaterproductiehuis Zeelandia / Zeeland Nazomerfestival
met de steun van: de Vlaamse Overheid en de Tax Shelter maatregel van de Belgische Federale Overheid
speciale dank aan: Sophie Hewitt, Leen van Gestel, Valentina Blonda, Maximilian Verswijvelt, Lise Bruynseels, Inge Floré, Carlo Bourguignon, Atelier Comate & Stefaan Haesen

naar de voorstelling